Bekendmaking
Verordening afvoer hemelwater en grondwater gemeente Oegstgeest 2022
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
-
b.
Bouwen: plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk. Bijvoorbeeld het oprichten van een woning, tuinhuisje, serre, enz. Een bestaande schuur verplaatsen naar een andere locatie betreft ook het oprichten van een nieuw bouwwerk. Er kan in dat geval geen sprake zijn van 'verbouwen', aangezien de schuur nog niet op de betreffende locatie stond;
- c.
-
d.
Bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerk gebonden installaties. Zoals omschreven in de Wabo en voorkomend in deze verordening;
- e.
- f.
- g.
- h.
- i.
- j.
- k.
- l.
- m.
- n.
- o.
- p.
- q.
- r.
- s.
HOOFDSTUK 2. Lozen van hemelwater bij Nieuwbouw en Vernieuwbouw
Artikel 4 Verbod op lozen van hemelwater op de aanwezige openbare voorziening
- 1.
- 2.
-
3.
De eigenaar van een perceel is verplicht om, in aanvulling op de eisen vastgelegd in de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland en het Burgerlijk Wetboek hemelwater op zijn eigen terrein te verwerken. De eigenaar is vrij om te kiezen welke voorzieningen hij daarvoor gebruikt zolang deze voorziening zo wordt ontworpen en in stand kan worden gehouden dat:
- a)
- b)
- c)
- 4.
-
5.
Het bevoegd gezag kan bij aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwwerk afwijken van het in het eerste, tweede en derde lid gestelde als van de eigenaar redelijkerwijs een te grote inspanning wordt geëist in verhouding tot het doel dat met het verbod wordt gediend. Aan de afwijking kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.
- 6.
- 7.
Degene die een nieuw bouwwerk opricht door middel van nieuwbouw of vernieuwbouw, of een nieuw verhard oppervlak aanbrengt, als bedoeld in artikel 2, meldt dit bij de beheerder/toezichthouder van de gemeente of ingeval van de situatie volgens Artikel 5, lid 2 bij het Hoogheemraadschap van Rijnland. Een aanvraag om een omgevingsvergunning bouwen of omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, wordt gelijkgesteld met een melding.
Bij deze melding moet de melder voldoen aan de Indieningsvereisten uit Artikel 9.
HOOFDSTUK 4 Overige bepalingen
Aanvullend op het gestelde in Artikel 4, lid 3 is de eigenaar verplicht een overstortvoorziening zo in te richten dat de beheerder/toezichthouder de werking en het onderhoud kan controleren. De eigenaar moet hiervoor bij de vergunningaanvraag een ontwerptekening en onderhoudsvoorschriften van de voorziening door het bevoegd gezag laten goedkeuren. Dit kunnen documenten zijn die de door de leverancier van de voorziening zijn verstrekt.
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.
- 1.
- 2.
-
3.
Burgemeester en wethouders kunnen artikel 4 en artikel 8 buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Indien het college gebruikt maakt van artikel 13, lid 3 wordt de raad achteraf geïnformeerd en legt het college hierover verantwoording af.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad der gemeente Oegstgeest,
gehouden op 28 april 2022
de griffier,
Fred Kromhout
de voorzitter,
Emile Jaensch
In artikel 10.32a van de Wet milieubeheer is opgenomen dat gemeenteraden een bevoegdheid hebben in het belang van de bescherming van het milieu om bij verordening regels te stellen aan het lozen van afvalwater op de riolering. Hiermee hebben gemeenten een instrument om de openbare watertaken (zorgplichten) vorm te geven. De wet geeft een bevoegdheid. Dit betekent dat gemeenten niet verplicht zijn een verordening voor het lozen van afvalwater op de riolering te hebben. In het rioleringsbeleid, dat is neergelegd in het gemeentelijk rioleringsplan, bepaalt de gemeente of de inzet van dit nieuwe instrument nodig is, gelet op de lokale omstandigheden.
Over de riolering en de aansluiting van bouwwerken op de openbare riolering of voorziening staan voorschriften in het Bouwbesluit 2012. De onderhavige verordening is aanvullend en komt niet in strijd met plichten die elders zijn vastgelegd. Bij strijd zou de hogere regeling -het Bouwbesluit- voorgaan.
Met deze verordening wordt het gemeentelijk hemelwaterbeleid uit het Integraal Waterketenplan Leidse Regio 2019-2023 verankerd.
Beoogd Doel van de hemelwaterverordening
Door klimaatverandering neemt de kans op stortbuien en langdurige neerslag toe. Neerslag (hemelwater) stroomt vanaf het dakoppervlak van gebouwen en bestrating via een regenpijp of bovengronds naar de openbare riolering of voorziening. De openbare riolering moet het afstromende hemelwater van veel gebouwen verwerken. De capaciteit van het riool is bij zo'n forse regenbui niet altijd toereikend. Als de riolering het aanbod van hemelwater niet meer aan kan, kan dit tot ernstige wateroverlast leiden en tot schade aan gebouwen of infrastructuur. De gemeente wil dit soort situaties zo veel mogelijk voorkomen.
Via de regel om bij (ver)nieuwbouw te voorzien in een minimale waterbergingscapaciteit van 60 liter per vierkante meter verhard oppervlak, wordt hemelwater langer vastgehouden op eigen terrein. Op die manier wordt de belasting op de openbare riolering geleidelijk aan teruggebracht.
Tevens ontstaat dan de mogelijkheid om het geborgen hemelwater te gebruiken voor zaken als water voor beplanting en groen, vullen van een vijver of zelfs het wassen van gebruisvoorwerpen in de tuin. Hierdoor wordt het (oneigenlijke) gebruik van kostbaar drinkwater voorkomen.
Met de uitvoering van de verordening wordt uiteindelijk ook een bijdrage geleverd aan het verbeteren van de waterkwaliteit doordat het aantal overstorten op termijn af zullen nemen en de overstortvolumes lager worden.
De verplichting om te voorzien in een minimale waterbergingscapaciteit van hemelwater van 60 liter per m2 geldt in voorliggende verordening alleen voor (ver)nieuwbouw. Nieuwbouw betreft bijvoorbeeld een volledig nieuw gebouw, maar ook de uitbreiding van een bestaand gebouw met een aanbouw. De bergingseis heeft dan betrekking op het oppervlak van de aanbouw. Met vernieuwbouw wordt hier bedoeld het slopen en opnieuw bouwen van een gebouw.
Een afzonderlijke perceeleigenaar of een vereniging van eigenaren namens de eigenaren, verder in deze toelichting genoemd als eigenaar is primair verantwoordelijk voor de afvoer van het hemelwater dat op zijn grondgebied komt. Op grond van deze zorgplicht ligt er pas een taak voor de gemeente als de eigenaar van het perceel zich in alle redelijkheid niet kan ontdoen van het hemelwater op zijn terrein.
De eigenaar van een perceel is primair verantwoordelijk voor het grondwater in of op zijn terrein.
Om te mogen aansluiten op de aanwezige gemeentelijke riolering of voorziening moet dit aangevraagd worden. De gemeente zal dan beoordelen of door de aansluiting nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan zoals gesteld in artikel 4 van het Besluit lozing afvalwater huishoudens (Blah).
Het Hoogheemraadschap van Rijnland is het bevoegd gezag over het oppervlaktewater. Voor lozing op het oppervlaktewater en de wijze waarop dit wordt uitgevoerd, evenals voor bouwwerken op of langs waterlopen, heeft het Hoogheemraadschap van Rijnland regels vastgelegd in de Keur.
Zo stelt Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland eisen wanneer bij ruimtelijke ontwikkelingen het verhard oppervlak (> 500m2) toeneemt. Dit betreft compensatie in de vorm van aanleg van water van 15% van het verhard oppervlak. Het doel van deze compensatie is het behouden van een robuust watersysteem dat in staat is het extra hemelwater dat afvloeit naar het oppervlaktewater af te voeren zonder dat hierbij overstroming vanuit het oppervlaktewater optreedt door ongewenste peilstijgingen.
Het hierboven beschreven doel voor de watercompensatie, een robuust watersysteem, is daarmee een ander dan het doel uit deze verordening namelijk de wens wateroverlastsituaties door overbelasting van het buizenstelsel en overmatig oneigenlijk gebruik van drinkwater te voorkomen door het vasthouden van hemelwater op eigen terrein.
Dit betekent dan ook dat, vanwege het dienen van de verschillende doelen, de eis zoals verwoord in de Keur en de eis zoals verwoord in deze gemeentelijke hemelwaterverordening naast elkaar bestaan. Beide zijn van toepassing.
In die gevallen waarin de Keur de mogelijkheid biedt watercompensatie door alternatieve berging uit te voeren, kan alleen sprake zijn van een mogelijke overlap indien de voorgestelde uitvoering van de waterberging beide doelen dient. Vrijstelling van de verplichting tot het aanleggen van de vereiste hemelwaterberging geldt voor een toename van verhard oppervlak groter dan 500m2 indien voldaan wordt aan beide onderstaande voorwaarden:
- a.
- b.
Indien hieraan niet voldaan wordt, dient naast de compensatie in het oppervlaktewatersysteem vanuit de Keur ook de vereiste hemelwaterberging in het kader van de verordening aangelegd te worden.
Een definitie van het begrip bouwwerk geeft de Wet milieubeheer of Woningwet niet. In de bouwverordening wordt een in de jurisprudentie aanvaarde definitie aangehouden, namelijk:
‘elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren’.
Deze omschrijving is in deze verordening overgenomen. Aan de hand van de vier elementen van de definitie van het begrip bouwwerk: 1 constructie, 2 van enige omvang, 3 met de grond verbonden, 4 bedoeld om ter plaatse te functioneren, wordt bepaald op een object een bouwwerk is of niet.
Voor het begrip stedelijk afvalwater en drainage is aangesloten bij de definitie zoals omschreven in het Integraal Waterketenplan.
Voor de overige begrippen is aangesloten bij gebruikelijke definities in het werkveld (o.a. stichting Rioned).
Infiltratie van hemelwater is het proces waarbij regenwater wegzakt in de bodem. De snelheid waarmee dit gebeurt, hangt af van de bodembedekking (bijvoorbeeld verharding of beplanting) en de eigenschappen van de bodem.
Nieuwbouw betreft bijvoorbeeld een volledig nieuw gebouw, maar ook de uitbreiding van een bestaand gebouw met een aanbouw. De bergingseis heeft dan betrekking op het oppervlak van de aanbouw.
Met vernieuwbouw wordt hier bedoeld het slopen en opnieuw bouwen van een gebouw, zoals ook in artikel 2 bij de reikwijdte van de verordening onder lid 1, b is weergegeven in de verordening.
Artikel 2 Reikwijdte van de verordening
Deze verordening is van toepassing voor nieuwbouw en vernieuwbouw van bouwwerken en de aanleg van verhardingen, voor zover hiermee het verhard oppervlak wijzigt. Of als het verhard oppervlak van een perceel toeneemt zonder bouwactiviteiten, bijvoorbeeld door aanleg parkeer voorzieningen op eigen terrein, waarvoor bij het bevoegd gezag een aanvraag is ingediend.
In het vierde lid is geregeld dat de verplichting niet geldt voor bestaande gebouwen waar een bouwlaag aan wordt toegevoegd, maar waarvan uit berekeningen blijkt dat de constructie de extra belasting van een hemelwaterberging op het bestaande gebouw niet kan dragen. Daarnaast moeten er rond het gebouw evenmin mogelijkheden zijn om in een hemelwaterberging te voorzien. Dit laatste is vooral bedoeld voor die situatie waarin niet over een tuin of andere grond rond het gebouw wordt beschikt en dus alleen constructief in een waterberging kan worden voorzien. De verplichting uit het eerste lid brengt in die gevallen met zich mee dat het niet mogelijk is een extra bouwlaag toe te voegen en dat zou een ongewenst effect van de verordening zijn.
Artikel 4 Verbod op lozen van hemelwater op de riolering
De gemeenteraad heeft de zorgplichten voor het afvalwater, hemelwater en grondwater in het Integraal waterketenplan (IWKp) Leidse Regio 2019-2023 geformuleerd. De basis voor het verbod om hemelwater te lozen op de riolering is in de Wet milieubeheer vastgelegd en uitgewerkt in het Besluit lozing afvalwater huishoudens, en het IWKp 2019-2023.
Het verbod op het aankoppelen van hemelwater geldt voor alle eigenaren van bouwwerken, open erven en terreinen, voor zover deze zijn gelegen binnen de gebiedsaanwijzing en het desbetreffende besluit geen uitzondering bevat. Eenzelfde situatie geldt voor het grondwater.
De plicht tot niet aankoppelen is dus niet slechts beperkt tot het bouwwerk, maar betreft ook het open erf of andere terreinen. Bedoeld is zowel het afvloeiend hemelwater dat afkomstig is van een bouwwerk en via een dakgoot, regenpijp, afvoerbuis enzovoort een openbare voorziening bereikt als het afvloeiend hemelwater dat afkomstig is van een open erf of terrein en via goten, putten, afvoerbuis enzovoort. Een open erf of terrein waarin goten en putten zijn aangebracht is onder meer een terras, een oprit, een parkeerterrein, een laad- en losperron. Ook de openbare weg binnen een aangewezen gebied valt binnen de reikwijdte van de afkoppelplicht.
Lid 2 en 3 Op eigen terrein verwerken
In wezen is de regel simpel: hemelwater mag niet op de gemeentelijke voorziening worden aangesloten. Dit houdt veelal in dat het op eigen terrein verwerkt moet worden. In de methode van verwerken is de ‘ontdoener’ vrij. De voorkeursvolgorde voor verwerking van hemelwater is:
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
Bij het hergebruik van hemelwater als grijswater heeft het de voorkeur wanneer dit water gebruikt wordt voor bijvoorbeeld bevloeiing van beplanting, het tegengaan van hittestress en het tegengaan van uitdroging van de bodem. Ook (huishoudelijk) hergebruik is mogelijk, dan wordt echt bespaard op drinkwaterverbruik. Een extra voordeel is dat hemelwater veel minder kalk bevat dan drinkwater. Daarom kan met een eigen hemelwatersysteem ook bespaard worden op was- en reinigingsmiddelen. http://edepot.wur.nl/358839. Hiervoor zijn diverse aanbieders. https://www.rainproof.nl/toolbox/maatregelen/regenwatergebruik-bij-woningen
Infiltreren is een oplossing die vaak gekozen wordt maar niet als eis is gesteld. In geval van klei in de bodem is dit een minder reële mogelijkheid. Diepinfiltratie tot onder de kleilaag of een grindkoffer zou een oplossing kunnen zijn mits de grondwaterstand voldoende laag is en er geen verontreinigd water wordt geloosd.
Afvoer naar oppervlaktewater vereist meestal een goedkeuring, melding of vergunning van het Hoogheemraadschap van Rijnland op basis van de Keur. Afvoer naar open water wordt alleen toegestaan door het Hoogheemraadschap van Rijnland als het geen ingrijpende peilverhoging of afvoerverhoging veroorzaakt en dit houdt meestal in dat er een buffer tussen gebouwd moet worden. Verder moet het water voldoen aan een bepaalde kwaliteit.
In de Waterwet en het Burgerlijk wetboek is reeds geregeld dat het op eigen terrein te verwerken water niet mag leiden tot overlast op naburige percelen.
Er zijn talrijke initiatieven om burgers en bedrijven te stimuleren water op eigen terrein te bergen. Vanuit de gedachte ‘elke druppel telt’ is elk initiatief natuurlijk welkom. Maar draagt een regenton of groen dak wezenlijk bij om wateroverlast te voorkomen? Om situaties en maatregelen objectief te kunnen kwantificeren naar de mate waarin ze hemelwateroverlast helpen voorkomen, is een begrijpelijke en algemeen toepasbare maatlat nodig. STOWA en Stichting RIONED hebben nu samen met gebruikers en de bedenkers van het hemelwaterlabel een scoringsmethodiek voor maatregelen tegen wateroverlast op particulier terrein gemaakt. Hierdoor is eenvoudig te zien hoeveel hemelwater een perceel opvangt en verwerkt (en dus niet afvoert naar riolering of openbare ruimte). De uniforme scoringsmethodiek gaat uit van hemelwaterberging (zie figuur A). De score wordt bepaald door de hoeveelheid (in millimeters) neerslag die een perceel kan bergen en laten infiltreren bij een piekbui die in één uur valt. Daarbij gaat het om de gemiddelde berging over het gehele perceel. Het maakt dus niet uit of de eigenaar deze berging op het dak, ondergronds of in de tuin heeft gerealiseerd.
Er is voor de hemelwaterverordening gekozen voor 60 mm berging, overeenkomend met score A. De redenen hiervoor zijn:
- •
- •
- •
De berging van 60 mm betekent een capaciteit van 60 l per m2 en dat betekent dat voor een perceel met een totaal verhard oppervlak (de bebouwing en eventuele bestrating) van 100 m2 moet worden voorzien in een vorm van waterberging met een totale capaciteit van 6000 liter. De benodigde waterbergingscapaciteit kan op verschillende manieren gerealiseerd worden. Voorbeelden zijn het ingraven van infiltratiekratten, regenwaterreservoir of een grindbed, het aanleggen van een verdiept gedeelte in de tuin, het aanleggen van een groen dak of het plaatsen van regentonnen. Een combinatie van waterbergende voorzieningen is ook mogelijk. Bij het berekenen van het bergende volume van een grindbed moet rekening worden gehouden met het volume dat het grind zelf inneemt. Het oppervlak van het aan te leggen grindbed kan als volgt worden berekend:
oppervlak grindbed = oppervlak verhard oppervlak x 0,343
Hierbij is uitgegaan van een grindbed met een diepte van 0,5 m en grind dat een porositeit (open ruimte) heeft van 35%.
Voor het beperken van wateroverlast is het essentieel dat de hemelwaterberging binnen afzienbare tijd na een bui weer beschikbaar is voor het opvangen van de volgende bui. Daarom is in het tweede lid bepaald dat de hemelwaterberging binnen een termijn van vijf dagen weer beschikbaar moet zijn. Dit kan bijvoorbeeld door de hemelwaterberging als infiltratievoorziening in te richten, zodat het opgevangen water langzaam in de bodem zakt. Er kunnen voor infiltreren van regenwater in een grondwaterbeschermingsgebied overigens wel regels gelden in de provinciale omgevingsverordening ter bescherming van drinkwaterwinningen. Daarnaast kan regenwater voor andere doeleinden gebruikt worden als bevloeiing van bomen en groenvoorziening of hergebruikt als grijs water.
Ook op locaties waar een gescheiden openbare voorziening aanwezig is, geldt dat het hemelwater in principe op eigen terrein verwerkt moet worden. Aansluiting van hemelwater op de openbare voorziening voor eventuele vertraagde afvoer vanuit de bergingsvoorziening is alleen mogelijk indien uit berekeningen en/of haalbaarheidsstudies blijkt dat andere opties van verwerken niet mogelijk zijn en pas na toestemming van de beheerder.
De aanleg van een groen dak als mogelijke voorziening wordt aanbevolen, omdat deze daken meerdere voordelen hebben. Denk hierbij aan het beperken van hittestress en de mogelijkheden om de biodiversiteit te verbeteren.
Lid 4 Vrijstelling bij extreme buien
Bij initiatieven dient gekeken te worden naar de gevolgen van zeer hevige neerslag (T= 100 jaar en extremer). Zie hiervoor de landelijk in op 14 juni 2018 vastgestelde standaardneerslaggebeurtenissen voor de klimaatstresstest. Deze doorkijk moet inzicht geven in waar het water bij die extreme neerslag heen stroomt (op basis van hoogteligging) en of dit tot overlast of schade kan leiden. Zo nodig worden in het ontwikkelplan maatregelen getroffen om dit te voorkomen. Perceeleigenaren hoeven niet al het hemelwater (denk aan een extreme bui groter dan 60 mm) te verwerken op eigen terrein. Zij mogen een overstortvoorziening aanbrengen, die de waterhoeveelheid boven de 60 mm bij extreme buien afvoert naar gemeentelijke voorzieningen.
Eisen t.a.v. lozing op overstortvoorzieningen
De eigenaar van de voorzieningen voor opvang van hemelwater is verantwoordelijk voor de afvoer van het water als gevolg van de extreme buien en dient daarvoor doelmatige maatregelen te treffen. Er mag geen schade voor derden ontstaan door de afvoer van het water (door bijv. uitspoeling). Evenmin mogen er gevaarlijke situaties ontstaan door grote waterafvoer of -diepte (bijv. afvoer naar de openbare weg is soms toegestaan, maar moet niet tot schade in de vorm van vollopen van kelders, garages of panden leiden).
Een en ander zal in het ontwerp van het gebouw en de inrichting van eigen terrein meegenomen moeten worden. Ook zal men een risico-inventarisatie moeten maken.
De overloop naar de openbare weg moet op het punt van overdracht bovengronds zijn, zodat controle op de werking mogelijk is. Ook dient men met de gemeente overeenstemming te bereiken over de wijze van lozen indien via een ondergrondse leiding afgevoerd moet worden.
Het te krap ontwerpen of te dicht naast een gebouw situeren van infiltratiekratten bijv. kan tot overlast leiden voor de bouwer maar ook voor de buren.
Op drukriolering mag nooit hemelwater aangesloten worden.
Artikel 10.32a lid 2 Wet milieubeheer luidt:
‘Van de mogelijkheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt geen gebruik gemaakt, indien van degene bij wie afvloeiend hemelwater of grondwater vrijkomt redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van dat water kan worden gevergd’.
Dit is de basis voor de mogelijkheid om op grond van het vijfde lid ontheffing te verlenen. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Een voorschrift kan betrekking hebben op onder meer een uitstel van de plicht tot het niet aansluiten op de riolering en/of op het treffen van een alternatieve (tijdelijke) voorziening of een zuiverende voorziening.
Indien een ontheffing verleend is door het bevoegd gezag voor lozing op de (gemengde) riolering, dan vervalt deze zodra een openbare hemelwatervoorziening is aangelegd. Vanaf dat moment moet de perceeleigenaar voorzieningen treffen om het hemelwater op dat nieuwe stelsel te lozen en niet meer op de (gemengde) riolering.
Een afwijking of ontheffing dient afgewogen te worden in het proces van de Omgevingsvergunning en/of Watertoets en waterparagraaf. Daarvoor kan er om een nader onderzoek gevraagd worden. Bijvoorbeeld het aantonen dat infiltratie niet mogelijk is met o.a. representatief bodemonderzoek of infiltratieonderzoek. Of aantonen dat er bijvoorbeeld ruimtegebrek is of dat er nadelige effecten op de omgeving kunnen ontstaan. Als voorbeeld kan gedacht worden aan de aanwezigheid van grondwaterverontreiniging in de nabijheid, die door infiltratie verplaatst kan worden.
Lid 6 Hoeveelheid aanwezige waterberging
Bij elke ingreep geldt dat de al aanwezige totale hoeveelheid waterberging niet af mag nemen. Als in het plangebied dus al meer waterberging aanwezig was, moet dit behouden blijven of vervangen worden. Daarbovenop moet de opgave voor hemelwaterwaterberging gerealiseerd worden.
Lid 7 Instandhouding voorzieningen
Met deze verordening wordt ook de instandhouding van de voorzieningen geregeld. Ongewenste latere aanpassingen aan de afvoer van hemelwater, grondwater en stedelijk afvalwater vallen binnen deze verordening. Hier kan handhavend opgetreden worden.
Artikel 5 Vrijstelling voor kleine en grote oppervlakken
Toename verhard oppervlak <15m2
In afwijking van het verbod van artikel 4 van de verordening, geldt een vrijstelling voor het lozen van hemelwater als het totale nieuwe oppervlak minder dan 15 m2 bedraagt. Indien nieuwe aan te leggen daken, inritten en verhardingen totaal meer dan 15 m2 groot zijn, dan mag geen hemelwater op de gemengde riolering worden geloosd. Dit artikel betreft dus niet alleen daken en dient om te voorkomen dat in de loop van de tijd een steeds groter afwaterend oppervlak van parkeerplaatsen en inritten en erven ontstaat. Dit zou tot te grote afvoeren en dus wateroverlast leiden.
Bij overschrijding van de grens van 15m2, mag al het nieuw aangelegde afwaterend oppervlak niet aangesloten worden, dus niet alleen de extra oppervlakte boven de 15 m2.
Ook de eventueel nieuw gemaakte daken mogen, indien ze meer dan 15 m2 bedragen, niet op de riolering worden aangesloten.
Het ten dele op eigen terrein verwerken en ten dele lozen op de aanwezige openbare voorziening is bij een totaal oppervlak van nieuwe verharding en dak van meer dan 15 m2, niet toegestaan.
Toename verhard oppervlak > 500 m2
In die gevallen waarin de keur de mogelijkheid biedt watercompensatie door alternatieve berging uit te voeren, kan alleen sprake zijn van een mogelijke overlap indien de voorgestelde uitvoering van de waterberging beide doelen dient. Vrijstelling van de verplichting tot het aanleggen van de vereiste hemelwaterberging geldt voor een toename van verhard oppervlak groter dan 500m2 indien voldaan wordt aan beide onderstaande voorwaarden:
- a.
- b.
Het aantonen of aan de bovenstaande punten a en b voldaan wordt, vindt plaats door uitvoering van water op straat berekeningen aan de hand van een model conform de klimaatstresstest waarbij ook de riolering en de afstroming over het oppervlak is mee gemodelleerd en onderdeel van de berekening.
Indien hieraan niet voldaan wordt, dient naast de compensatie in het oppervlaktewatersysteem vanuit de Keur ook de vereiste hemelwaterberging in het kader van de verordening aangelegd te worden.
Om zicht te houden op de ontwikkeling van het verhard oppervlak, is een meldplicht voorgeschreven. Degene die nieuwe bebouwing of nieuw verhard oppervlak aanbrengt, moet dit melden bij de gemeente.
Een melding is niet vereist als de eigenaar een aanvraag om een omgevingsvergunning bouwen heeft ingediend bij de gemeente. In dat geval is de aanleg van de bebouwing immers al bekend bij de gemeente.
Artikel 7 Kwaliteit af te voeren water
De ontdoener heeft een zorgplicht ten aanzien van de (goede) kwaliteit van het af te voeren en te infiltreren hemelwater en grondwater.
De verwerking van het hemelwater en grondwater mag daarom niet leiden tot verontreiniging van het ontvangende medium, zoals bodem, grondwater, oppervlaktewater, etc. Aangenomen mag worden dat het hemelwater van voldoende kwaliteit is als het afstroomt over niet-afspoelende en niet-uitlogende materialen en er geen verontreinigende activiteiten op deze oppervlakken plaatsvinden. Verontreinigende activiteiten zijn bijvoorbeeld autowassen, besproeiing met onkruid bestrijdende middelen, lozing van verfmiddelen (kalk of iets dergelijks) of lekkage van oliën.
De gemeente ontraadt hemelwater en grondwater dat in contact is geweest met zink, koper of lood zonder zuiverende randvoorziening (zoals bodemverrijking) of bronmaatregel (zoals coaten of vervangen dakgoot) direct naar de bodem af te voeren.
Om aan de zorgplicht te voldoen, kan het nodig zijn een filter toe te passen. Met beheersmaatregelen (vervangen vulmateriaal, afvoeren verontreinigd vulmateriaal) moet voorkomen worden dat een verontreiniging doorslaat naar de bodem, het grondwater of het oppervlaktewater. Na de voorziening kan het water in bodem (als grondwater) of op oppervlaktewater worden geloosd. Vanzelfsprekend hebben maatregelen aan de bron de voorkeur.
De mogelijke reeds aanwezige verontreiniging van de bodem moet altijd goed worden nagegaan door de lozer van het hemelwater.
Bij het zonder beperkingen toestaan van het lozen van afvloeiend hemelwater is er van uitgegaan, dat in de praktijk tijdens het afvloeien van het hemelwater enige verontreiniging bijna onontkoombaar is. De oppervlakken waarover het hemelwater afvloeit zijn immers niet volledig schoon, en afhankelijk van het materiaal waarmee het hemelwater in aanraking komt, vindt vaak enige mate van afspoeling of uitloging plaats. In de meeste gevallen leidt deze echter niet tot een zodanige verontreiniging van het hemelwater, dat het lozen in de bodem verboden moet worden.
Indien er wel sprake is van een grote verontreiniging, dan is het vaak mogelijk om door het treffen van preventieve maatregelen de verontreiniging terug te brengen en daarmee het hemelwater alsnog rechtstreeks in het milieu te brengen.
Binnen door de provincie aangewezen zones gelden mogelijk aanvullende regels voor de verwerking van hemelwater en grondwater. Dit is vastgelegd in de Provinciale Milieu Verordening. Hiervoor is de provincie het bevoegd gezag.
Artikel 8 Verbod lozen grondwater op de riolering of openbare hemelwatervoorziening
Op grond van dit artikel is het lozen van grondwater op de riolering in de gehele gemeente in principe verboden. Dit geldt nadrukkelijk ook voor grondwater in de vorm van spuiwater van Warmte Koude Opslag (WKO), bronneringswater en werkwater van WKO. Voor lozing van spuiwater van WKO, bronneringswater en werkwater van WKO kan toestemming verleend worden. Dit wordt in ieder geval getoetst aan de capaciteit van de riolering te plekke. Dit artikel sluit aan op de huidige regelgeving en het besluit kwaliteit leefomgeving als onderdeel van de Omgevingswet.
De Wet milieubeheer kent geen strafbepaling voor overtreding van een verordening als bedoeld in artikel 10.32a. Deze wet bevat een uitgebreid systeem van bestuurlijke boetes, maar dit is niet gekoppeld aan artikel 10.32a. Daarom is in deze verordening een zelfstandige strafbepaling opgenomen, gekoppeld aan de geldboetecategorieën van artikel 23 Wetboek van Strafrecht. Gekozen is voor de geldboete van de tweede categorie als bedoeld in artikel 23 Wetboek van Strafrecht. Op grond van artikel 24c Wetboek van Strafrecht kan vervangende hechtenis worden toegepast.
Voor het handhaven van openbare verordeningen geldt altijd de mogelijkheid van dwangsom en bestuursdwang. De dwangsom komt voor dit type overtreding het eerst in aanmerking.
Artikel 11 Voorbereiding, uitvoering, toezicht en handhaving
Op grond van het Bouwbesluit 2012 moet in principe in alle gevallen de hemelwaterafvoer en de afvoer van stedelijk afvalwater gescheiden tot aan de erfgrens worden aangelegd, als het niet op eigen terrein wordt verwerkt. Pas op de erfgrens mag de koppeling van de twee afvoeren plaatsvinden. Indien later alsnog een openbare hemelwatervoorziening wordt aangelegd, kan daarop de hemelwaterafvoer eenvoudig worden aangesloten. De ligging van de openbare riolering en hemelwatervoorzieningen kan opgevraagd worden bij de gemeente.
In dit artikel is opgenomen dat door of vanwege de beheerder de wijze van (technisch) aansluiten wordt aangegeven. Dit kan zowel gaan om een bovengrondse als een ondergrondse voorziening. Indien de hemelwaterafvoerleiding moet worden aangesloten op de openbare riolering of hemelwatervoorziening, biedt artikel 6.18, vierde lid, van het Bouwbesluit de mogelijkheid aan te geven wat de ligging, hoogte en diameter is ter plaatse van de perceelgrens. Op grond van het Bouwbesluit kunnen echter geen eisen worden gesteld aan de aansluiting op openbare voorzieningen in de openbare weg, vandaar dat dit in deze verordening is geregeld.
Artikel 12 Onderhoud en Beheer
Het onderhoud en beheer van aangelegde hemelwatervoorzieningen gedurende de gebruiksfase is van groot belang voor een juiste werking van de voorziening. Bij een juiste werking dient ook gedacht te worden aan het tijdig legen van een bergingsvoorziening na een regenbui zodat de berging leeg is als de volgende bui valt.
De juiste werking (monitoring) van de aangelegde hemelwatervoorzieningen, dient door de eigenaar gemonitord te worden door regelmatig een check uit te voeren op de werking van de voorziening. Dit kan door zich door de leverancier van de voorziening te laten voorlichten over de juiste werking ervan en hoe dit in de gaten te houden.
Lid 2 van artikel 11 van de Verordening schrijft voor dat de eigenaar op verzoek van een beheerder documenten moet overleggen van de werking van de voorzieningen. Dit kunnen documenten zijn, welke de leverancier beschikbaar stelt.
De verantwoordelijkheid voor een juiste werking, het beheer, onderhoud en de monitoring is de verantwoordelijkheid van de eigenaar.
In dit artikel is geregeld op welk moment de verordening in werking treedt.
Deze verordening is van toepassing op alle aanvragen voor een omgevingsvergunning als bedoeld in Artikel 2 van deze verordening die zijn ingediend op of na de dag van inwerkingtreding van deze verordening.
Voor lopende aanvragen hanteert de gemeente een overgangsregeling. Ruimtelijk ontwikkelingen kunnen van (pre-)verkenning tot realisatie een looptijd van meerder jaren hebben. Het moment van de aanvraag van een omgevingsvergunning is in principe leidend in de bepaling of de Verordening afvoer hemel- en grondwater van toepassing is. Wordt de aanvraag gedaan na inwerkingtreding van de Verordening afvoer hemel- en grondwater, dan zijn de regels daaruit van toepassing. Wordt een aanvraag om een omgevingsvergunning gedaan voor inwerkingtreding dan gelden deze regels niet. Echter indien er een initiatief zich in een dermate gevorderd stadium bevindt dat er reeds een ontwikkelingsovereenkomst, samenwerkingsovereenkomst of anterieure overeenkomst is gesloten met de gemeente of er bijvoorbeeld een Nota van Uitgangspunten door de gemeenteraad is vastgesteld voor het inwerking treden of binnen zes weken na de inwerkingtreding van de Verordening afvoer hemel- en grondwater dan zijn de regels hieruit niet van toepassing. Verder zijn er gebieden in de stad waarvoor zeer uitgebreide gebiedsvisies of andere kaderstellende documenten zijn opgesteld en vastgesteld door de raad. In deze gebieden kan het nu invoeren van een Verordening afvoer hemel- en grondwater met bijpassende eisen voor ontwikkelaars voelen als het veranderen van de regels gedurende het spel. Voor deze laatste groep is Artikel 13 lid 3 toegevoegd in de verordening.
Dit artikel spreekt voor zich.
Bijlage 2 Reactie van Vastgoedbedrijf Leidse Universiteit op de conceptverordening
Bijlage 3 Reactie van Stichting MeerWonen op de conceptverordening
Bijlage 4 Reactie van de plaatsing op platform Doe Mee Oegstgeest op de conceptverordening