Bekendmaking
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
- f.
- g.
Onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.
- h.
Bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren, vorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan: het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa.
- i.
- j.
Onbenutte belastingcapaciteit:
Gemeenten kunnen op basis van artikel 12 Gemeentewet financiële hulp van het Rijk krijgen als hun OZB-tarief zich op 120% of hoger bevindt ten opzichte van het gewogen landelijk gemiddelde. De ruimte tussen de werkelijke opbrengst en deze 120% heet de onbenutte belastingcapaciteit.
- k.
Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording
Artikel 2 Planning en control-cyclus
Het college informeert jaarlijks voor 1 april de raad over:
- a.
- b.
Artikel 5 Inrichting begroting en jaarstukken
- 1.
- 2.
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.
- 3.
- 4.
- 5.
Artikel 6 Autorisatie begroting en investeringskredieten
- 1.
- 2.
Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd voor de 1e jaarschijf.
- 3.
Het college informeert de raad als ze verwacht dat de lasten van een programma de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden of de baten van een programma de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het programma, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet of voor het bijstellen van het beleid.
- 4.
Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij deze investeringen informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.
Artikel 7 Tussentijdse rapportage
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
Bij de behandeling van de tussentijdse rapportage in de raad als bedoeld in lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begorting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.
- 1.
- 2.
Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat stelt het college de raad voor om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar. Dit doet het college uiterlijk in het eerste kwartaal van het jaar na afloop van het begrotingsjaar
Het college besluit niet over:
- 1.
het aangaan van verplichtingen als de looptijd inclusief verlengingsopties 6 jaar of langer is en waarbij de totale verplichting groter is dan € 500.000 exclusief btw, en;
het aangaan van verplichtingen als de totale waarde van de verplichting groter is dan € 1 miljoen exclusief btw, tenzij de raad ten tijde van het aangaan van de verplichting door het college reeds het investeringskrediet waarop de verplichting ziet heeft geautoriseerd in overeenstemming met artikel 6 lid 2 van deze verordening mits de raad daarbij niet expliciet heeft verzocht om aanvullend wensen en bedenkingen ter kennis van het college te kunnen brengen voordat het college besluit over het aangaan van verplichtingen voor de realisatie van de betreffende investering.
- 2.
- 3.
Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3 Rechtmatigheidsverantwoording
Artikel 12 Voorwaardencriterium
- 1.
Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.
- 2.
Artikel 13 Begrotingscriterium
- 1.
Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen.
- 2.
- 3.
Hoofdstuk 4 Paragrafen bij de begroting en jaarstukken
Het college neemt in de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het BBV in ieder geval op:
- a.
- b.
Artikel 16 Weerstandsvermogen en risicobeheersing
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
De ratio weerstandsvermogen (verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de waardering van de geïnventariseerde risico’s) dient minimaal 1,4 te zijn en daarmee ‘ruim voldoende’. Bij een te lage ratio geeft het college aan welke maatregelen er getroffen worden om de algemene reserve weer op peil te krijgen.
- 5.
Artikel 17 Onderhoud kapitaalgoederen
- 1.
- 2.
Het college geeft in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen aan of het beleid aan wijziging toe is, al dan niet in de vorm van het opstellen van een herziene nota met betrekking tot het beoogde onderhoudsniveau, kwaliteit van het milieu, normkostensystematiek, meerjaren budgettair beslag of meerjarenonderhoudsplan.
- 3.
Het college biedt tenminste eens in de 5 jaar een (meerjaren) onderhoudsplan openbare ruimte, een rioleringsplan en een onderhoudsplan (gemeentelijke) gebouwen aan. De plannen geven het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud. De raad stelt de plannen vast.
In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het BBV in ieder geval op:
- a.
- b.
- c.
- d.
In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het BBV in ieder geval op:
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
- f.
Artikel 22 Voorzieningen voor oninbare vorderingen
Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd mede afhankelijk van de ouderdom van de openstaande vordering. Het college stelt hiervoor beleid op.
Artikel 23 Kostprijsberekening
- 1.
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
- 2.
Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen en onttrekkingen aan voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (btw) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
- 3.
- 4.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde lid betreffen, wordt uitgegaan een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.
- 5.
Hoofdstuk 6 Reserves en voorzieningen
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.
- 7.
- 8.
- 9.
- a.
In de jaarrekening worden de toevoegingen en onttrekkingen aan elk van de bestemmingsreserves verwerkt overeenkomstig het bedrag dat via de begroting(swijzigingen) door de raad is goedgekeurd voor de betreffende bestemmingsreserve. Dit geldt niet voor de egalisatiereserves, reserve sociale woningbouw, de reserve groenvoorzieningen de risicoreserve grondexploitaties;
- b.
- c.
- d.
- a.
- 1.
Voorzieningen worden gevormd wegens:
- a.
- b.
- c.
- d.
indien tarieven worden geheven waarvan de bestemming gebonden is, dat wil zeggen dat saldi niet mogen vrijvallen maar terugvloeien naar de burgers, dan vallen deze middelen als ze niet in het begrotingsjaar worden besteed onder de voorzieningen. Is dit niet het geval dan is er sprake van een bestemmingsreserve.
- 2.
- 3.
Hoofdstuk 7 Investeringen en afschrijvingen
Artikel 29 Actualisering, uitputting en afsluiting van kredieten
- 1.
- 2.
In de begroting wordt bij de uiteenzetting van de financiële positie, onderdeel investeringen, de ontwikkeling van de kapitaallasten over 4 jaar weergegeven. Daarnaast wordt in het meerjareninvesteringsplan een totaaloverzicht gegeven van de investeringen over een periode van 4 jaar. Hierbij is het jaar van beschikbaarstelling van het krediet bepalend voor opname in enig jaar. Tot slot wordt het overzicht te voteren kredieten weergegeven.
- 3.
- 4.
Artikel 30 Waardering en afschrijving vaste activa
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.
- 7.
- 8.
De maximale afschrijvingstermijn mag niet langer zijn dan de economische gebruiksduur. De volgende termijnen worden gehanteerd:
- a.
- b.
Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut
- c.
Hoofdstuk 8 Financieel beheer en interne controle
- 1.
Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen bij de toetsing op rechtmatigheid rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 11 lid 4 van deze verordening.
- 2.
Het college zorgt voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.